All official European Union website addresses are in the europa.eu domain.
See all EU institutions and bodiesDoe iets voor onze planeet, print deze pagina alleen als dat nodig is. Zelfs een kleine actie kan een enorm verschil maken als miljoenen mensen dat doen!
Article
Ik ben betrokken bij twee internationale initiatieven op het gebied van vogelmonitoring: De tweede Europese Breeding Bird Atlas (EBBA2) en het pan‑Europese Common Bird Monitoring Scheme (PECBMS), beide georganiseerd in het kader van de Europese Bird Census Council (EBCC). Mijn functie valt onder de Tsjechische Vereniging voor Ornithologie (CSO).
De Europese Atlas werd in december 2020 als boek gepubliceerd, maar het werk is niet voorbij. We zijn druk met een online versie, die de resultaten beschikbaar stelt voor onderzoek en instandhouding en voor de opbouw van capaciteit voor vogelmonitoring in die Europese landen waar dat nodig is. Dit laatste is nauw verbonden met het PECBMS, maar het opzetten van een representatief en duurzaam monitoringsysteem voor vogels is een uitdaging en we hebben meer monitoringsystemen nodig, met name in de zuidelijke en oostelijke delen van Europa.
De door het PECBMS geproduceerde vogelindicatoren worden rechtstreeks door het EEA gebruikt. Samen met de populatie-index van graslandvlinders draagt de populatie-index van gewone vogels in Europa bij aan de door het EEA vastgestelde indicator “”.
De resultaten van ons werk zijn gebruikt in het rapport over de toestand van de natuur in de EU en in andere publicaties. We hebben regelmatig contact gehad met collega’s van het EEA en we coördineren onze inspanningen, de feedback van het EEA is hierbij uiterst belangrijk. Onlangs zijn we begonnen te onderzoeken hoe de atlasgegevens (EBBA2) kunnen bijdragen aan de werkzaamheden van internationale organisaties als het EEA.
Waarschijnlijk net als veel andere ornithologen ben ik al sinds mijn kindertijd geïnteresseerd in vogels, de natuur en natuurbehoud. Ik heb zoölogie gestudeerd aan de Karelsuniversiteit in Praag, waar ik mijn mastergraad heb gehaald en een doctoraat over buizerds heb gedaan. Vervolgens heb ik de kans aangegrepen om als directeur voor de CSO te werken, waar ik destijds de enige betaalde medewerker was.
Het verband tussen wetenschappelijke kennis en beleid is de belangrijkste kwestie waardoor ik geïnteresseerd blijf in grootschalige vogelmonitoring en atlaswerkzaamheden. Samenwerking met diverse mensen, verschillende methodologische benaderingen en culturele verschillen maken dit soort werk ook spannend. Ik waardeer ook het veldwerk, dat weliswaar niet automatisch deel uitmaakt van mijn werk maar toch het belangrijkste onderdeel is om de gegevens en de behoeften van de veldwerkers te begrijpen, en dat mij gelukkig maakt.
De belangrijkste resultaten van onze werkzaamheden zijn het verzamelen van informatie over de veranderingen in de relatieve dichtheid van vogels en hun verspreiding. Met andere woorden, waar de vogels zich bevinden, hoeveel er zijn en hoe deze twee parameters veranderen. Het is een lang proces dat begint met standaardveldwerk volgens een strikte methodologie.
Het is niet mogelijk Europa alleen met professionele veldwerkers te bestrijken. De ornithologie profiteert echter van een grote groep amateurornithologen en vogelwachters, die vogels kennen en de methodologie graag volgen. Dankzij hen kunnen we de gegevens van heel Europa verkrijgen in EBBA2 en uit 28 landen in het PECBMS.
De veldwerkers moeten de vogels onderzoeken op voorgeschreven locaties, die vaak op aselecte wijze worden geselecteerd om ervoor te zorgen dat de steekproef representatief is. De waarnemer telt alle vogels die op hun locatie worden gezien of gehoord en registreert ook andere kenmerken, zodat de gegevens op specifieke tijdstippen en data beter kunnen worden beoordeeld.
Registraties voor de verspreidingsatlas vereisen ook informatie over de waarschijnlijkheid van voortplanting. De meeste onderzoeken vinden plaats in de vroege ochtend, wanneer veel vogels in de lente het meest actief zijn, maar sommige soorten worden ook in de avond onderzocht. Vervolgens sturen de veldwerkers de gegevens naar de nationale coördinatoren, die de kwaliteit van de gegevens controleren en de gegevens indienen bij de Europese coördinatoren.
© Marek Mejstřík, REDISCOVER Nature /EEA
Informatie over de verspreiding en dichtheid van vogels helpt besluitvormers bij het prioriteren van beheers- en beschermingsmaatregelen. De informatie over populatietrends en veranderingen in de verspreiding dient als een signaal voor de gezondheid van vogelpopulaties en van het milieu in ruimere zin.
De monitoringresultaten worden regelmatig gebruikt bij de beoordeling van de staat van instandhouding van soorten, met inbegrip van de indeling in categorieën van de Europese Rode Lijst. Veranderingen in de dichtheid en de verspreiding van groepen soorten, zoals akker- en weidevogels, geven signalen over de gezondheid van een bepaald habitattype of de gevolgen van een grootschalig verschijnsel zoals klimaatverandering.
Het koppelen van de monitoringgegevens aan milieu- of andere variabelen kan ons meer zeggen over de factoren die de trends sturen; het kan ook helpen om beheer- en management vorm te geven.
De veranderingen in de Europese landschappen en het klimaat zijn soms dramatisch en hebben gevolgen voor de vogelpopulaties. De gevolgen zijn echter niet uniform: sommige soorten profiteren van de veranderingen, andere niet. Over het geheel genomen blijkt echter dat er meer verliezers zijn dan de winnaars.
Door intensief landgebruik is er minder ruimte voor vogels — dit is de belangrijkste menselijke druk. Dit is met name duidelijk voor landbouwgronden en vogels die dit type habitat gebruiken. Intensieve landbouwpraktijken, met inbegrip van overmatig gebruik van pesticiden en meststoffen, zware machines en omzetting van braakliggende gronden maken moderne landbouwgrond steeds minder geschikt voor vogels en andere wilde dieren.
In het algemeen heeft de homogenisering van de landbouwgebieden een negatief effect op de biodiversiteit. De index voor akker— en weidevogels in Europa is tussen 1980 en 2018 met 57 % gedaald en het verspreidingsgebied van de akker- en weidevogels is de afgelopen 30 jaar in Europa gekrompen (EBBA2). Regionaal zien we ook een negatief effect van intensieve bosbouw, braaklegging en intensief gebruik van wetlands in het binnenland.
De broedgebieden verplaatsen zich naar het noorden. We constateren een verschuiving van gemiddeld 28 km van de centra van het verspreidingsgebied noordwaarts. Hoewel niet al deze veranderingen het gevolg zijn van klimaatverandering, is het effect duidelijk. We constateren ook de gevolgen van de klimaatverandering voor vogelpopulaties: soorten met een voorkeur voor koudere klimaten nemen af en de soorten die de voorkeur geven aan warmere klimaten nemen toe in aantal.
© Juerg Isler, REDISCOVER Nature /EEA
We hebben positieve trends vastgesteld in de verspreiding van verschillende beschermde soorten waarvoor instandhoudingsmaatregelen zijn genomen (bijvoorbeeld witstaartzeearend of witte ooievaar). In het PECBMS hebben we ook aangetoond dat instandhouding kan werken, en met name Natura 2000-gebieden nuttig kunnen zijn, ook voor niet-doelsoorten. Dit wijst erop dat instandhouding negatieve trends kan omkeren.
Het probleem is dat we nog steeds niet genoeg doen, deels vanwege beperkte middelen en deels omdat traditionele instandhoudingsbenaderingen (met name beschermde soorten, natuurreservaten) niet volstaan om de biodiversiteit op het platteland in ruimere zin te bevorderen.
Vogelwachters zijn sleutelfactoren voor het op kennis gebaseerde behoud van de vogelstand en de biodiversiteit. Zij helpen als vrijwillige veldwerkers die deelnemen aan atlassen en vogelmonitoring: voor EBBA2 hebben ongeveer 120.000 veldwerkers gegevens ingediend, waarvan er 35.000 zeer gestandaardiseerde onderzoeksgegevens hebben verstrekt. In het PECBMS nemen ongeveer 15.000 veldwerkers deel aan vogeltellingen.
We zouden die kennis niet hebben gehad zonder deze geoefende mensen — zij zijn absoluut noodzakelijk. In principe kan iedereen helpen — zelfs waarnemingen van één soort, met 23 inbegrip van gemakkelijk identificeerbare soorten (zoals de witte ooievaar), kunnen bijdragen tot een geïnformeerde besluitvorming. Met de recente ontwikkeling van onlineportalen in het kader van het EBCC‑initiatief EuroBirdPortal en de ontwikkeling van mobiele apps om de registratie en indiening van observaties te verbeteren, is het gemakkelijker dan ooit.
Veel vogelwachters die deelnemen aan vogelmonitoringprogramma’s en atlassen zijn ook op lokaal niveau actief op het gebied van natuurbehoud. Aangezien zij locaties kennen waar zij vogels observeren, fungeren ze vaak als hoeders van de gebieden en komen ze in actie wanneer de gebieden bedreigd worden. Hun lokale kennis is ook op lokaal niveau een belangrijke troef voor instandhouding.
Opmerking: Het totaalaantal soorten bedraagt 463. Het aantal betrokken taxa is tussen haakjes vermeld
Bron: Stand van de natuur in de EU, EEA-verslag nr. 10/2020.
Petr Voříšek
Lid van het coördinatieteam van de European Breeding Bird Atlas 2, Tsjechische Vereniging voor Ornithologie
For references, please go to https://eea.europa.eu./nl/ema-signalen/eea-signalen-2021/articles/de-essentiele-rol-van-vogelwachters or scan the QR code.
PDF generated on 23-11-2024 00:43
Engineered by: EEA-webteam
Software updated on 26 September 2023 08:13 from version 23.8.18
Software version: EEA Plone KGS 23.9.14
Documentacties
Delen met anderen