volgende
vorige
items

Persbericht

Pagina Laatst gewijzigd 19-04-2016
8 min read
PERSBERICHT – Embargo tot 24 juni 1999 “Weersverwachting” voor het milieu in Europa
Eerste milieuverkenning voor de Europese Unie
Met een ‘Business-as-usual’-scenario blijft het milieu in Europa onder druk staan


Vandaag heeft het in Kopenhagen gevestigde Europees Milieuagentschap (EMA) de eerste Europese Milieuverkenning uitgebracht met de titel Het milieu in de Europese Unie op de drempel van een nieuwe eeuw. Het verslag geeft een evaluatie van de manier waarop de kwaliteit van het milieu in de EU zich in de nabij toekomst, d.i. tot 2010, zal ontwikkelen. De verkenning is gebaseerd op de sociaal-economische basisscenario’s van de OESO and de Europese Commissie, die uitgaan van een toename van het BNP met 45% tussen 1990 en 2010 en van een toename van de consumptie met 50% tussen 1995 en 20101.

Belangrijkste bevindingen

Ondanks meer dan 25 jaar – op zichzelf geslaagd – Gemeenschappelijk milieubeleid heeft het milieu in de Europese Unie zich niet significant hersteld. Terwijl op sommige terreinen, zoals de kwaliteit van rivieren en de bestrijding van de verzuring echte vooruitgang is geboekt, is er op andere terreinen, zoals afvalproductie, eerder sprake van achteruitgang. Het rapport analyseert de situatie en documenteert de huidige en toekomstige niet-duurzame ontwikkeling van een aantal economische sectoren, te weten vervoer, energie, landbouw, huishoudelijke consumptie en toerisme.

Zonder verdere actie zal het milieu in Europa blijvend blootstaan aan ernstige druk van een reeks activiteiten, waarvan de meeste – vervoer, industrie, vrijetijdsbesteding en ook individuele consumptie – naar verwachting alleen maar zullen blijven groeien. Door hun onderlinge verbondenheid zullen deze activiteiten elkaars effecten versterken.

  • Economische groei in de EU: ondanks enige vooruitgang in eco-efficiëntie (minder vervuiling per gulden BNP), zullen productie en consumptie in het algemeen een groter beslag leggen op natuurlijke hulpbronnen en meer vervuilende stoffen en afval produceren. De hoeveelheid afval is tussen 1990 en 1996 met 10% toegenomen, en men verwacht een voortzetting van deze trend. Resultaten van milieubeleid, zoals richtlijnen inzake de kwaliteit van lucht, worden op deze manier ingehaald door de volume ontwikkeling van productie en consumptie.
  • Ondanks een toename in energie-efficiëntie, zal het verbruik van energie binnen de EU in de jaren 1995-2010 met 15% toenemen. Dit als gevolg van een toename in het aantal huishoudens en toegenomen mobiliteit en vervoer: 30% meer vervoer per personenvoertuigen en 50% meer vrachtvervoer. Het leidt vooral tot een stijging van de emissie van de belangrijkste broeikasgas – kooldioxide – waardoor het moeilijk wordt om iets aan klimaatsverandering te doen. De doelstelling van de EU om emissies van broeikasgassen tussen 1990 en 2008-2012 met 8% terug te dringen zal met de vóór Kyoto ondernomen acties niet worden gehaald: een stijging van 6% wordt verwacht. Het aandeel duurzame energie (nu 6%) neemt slechts langzaam toe en het is onwaarschijnlijk dat de doelstelling – 12% in het jaar 2010 – gehaald zal worden.
  • De snelle toename in toerisme heeft zowel zijn weerslag op vervoer als op de vraag naar energie. Naar verwachting zal het aantal internationale aankomsten van toeristen over de periode 1996-2010 met 50% toenemen. Dit is, samen met de groei van stedelijke gebieden een ernstige bedreiging voor het platteland en speciaal voor kwetsbare gebieden zoals kustzones, waarvan 85% al, door de vele manieren waarop deze worden belast, als matig tot ernstig bedreigd kunnen worden aangemerkt.
  • De totale productie van chemicaliën neemt toe, maar voor 75% van de chemicaliën die massaal worden geproduceerd is geen minimale risicoanalyse uitgevoerd. Emissies van een aantal zware metalen zoals cadmium en koper door de industrie, wegvervoer en landbouw zullen toenemen tot 2010, anderen, zoals lood, zullen afnemen. Dat laatste geldt ook voor dioxines.
  • Er is wezenlijke vooruitgang geboekt met de integratie van het milieu in sectorale beslissingsprocedures en beleid, maar het tempo waarop dit geschiedt is gering. Er is belangrijke vooruitgang geboekt in de industrie waar milieumanagement en milieu-auditing ingang hebben gevonden. Economische instrumenten (zoals milieuheffingen) worden nog maar op kleine schaal gebruikt. Er bestaan nog ruime mogelijkheden om integratiebeleid en integratie-instrumenten ook in andere sectoren toe te passen.

Wat is er bereikt, op welke gebied, en wat zijn de vooruitzichten voor de toekomst?

De tabel geeft een evaluatie van de over de afgelopen 5-10 jaar geboekte vooruitgang (“heden”) en van de trends tot 2010 (“toekomst”)(2050 voor Klimaatverandering en Ozonafbrekende stoffen). Onder “belasting” wordt aangegeven hoe factoren die problemen veroorzaken, zoals de uitstoot van vervuilende stoffen of de wijze waarop land wordt gebruikt, aan het veranderen zijn. Onder “toestand en effect” is aangegeven in hoeverre deze belastingen leiden tot een verandering in de kwaliteit van het milieu.

BELASTINGEN Milieuthema’s

TOESTAND EN EFFECT

Heden Toekomst Heden Toekomst
enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende ongunstige ontwikkeling Broeikasgassen en klimaatverandering ongunstige ontwikkeling ongunstige ontwikkeling
positieve ontwikkeling enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende Afbraak van de ozonlaag ongunstige ontwikkeling enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende
enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende ongunstige ontwikkeling Gevaarlijke stoffen enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende ?
enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende Grensoverschrijdende luchtvervuiling enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende
enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende Water enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende
ongunstige ontwikkeling ongunstige ontwikkeling Degradatie van de bodem ongunstige ontwikkeling ?
enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende ongunstige ontwikkeling Afval ongunstige ontwikkeling ongunstige ontwikkeling
ongunstige ontwikkeling ongunstige ontwikkeling Biodiversiteit enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende ?
enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende Menselijke gezondheid ongunstige ontwikkeling ?
enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende Stedelijke gebieden enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende
ongunstige ontwikkeling ongunstige ontwikkeling Kust- en zeegebieden ongunstige ontwikkeling ?

Legenda:

positieve ontwikkeling

positieve ontwikkeling

enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende

enige positieve ontwikkeling, maar niet voldoende

ongunstige ontwikkeling

ongunstige ontwikkeling

?

onzeker (beschikbare kwantitatieve/deskundigen-analyse onvolledig)


De bovenstaande samenvattende tabel weerspiegelt de reductie in stoffen die de ozonlaag afbreken, de afname van emissies die bijdragen aan verzuring en de afname van fosforlozingen in rivieren. De vooruitgang bij het terugdringen van de andere manieren waarop het milieu wordt belast is over het algemeen gering geweest. Alleen voor luchtverontreinigende stoffen is er sinds 1990 een absolute ontkoppeling opgetreden tussen de uitstoot van vervuiling en het BBP. Daarentegen is er maar in geringe mate sprake van een ontkoppeling voor kooldioxide en voor afval. Volgens het vooruitzicht zullen deze trends zich tot 2010 voortzetten, met toenemende emissies in vooral die gebieden waarvan gebleken is dat beleid er weinig vat op heeft: de uitstoot van broeikasgassen, van chemicaliën en afvalproduktie.

Naar aanleiding van deze gegevens zei de directeur van het EMA, Domingo Jimenez-Beltrán, bij de presentatie van het rapport aan de Milieuraad van de EU op 24 juni: “Milieubeleid zal er op zichzelf nooit in slagen om de duurzame ontwikkeling te bereiken die het Verdag van Amsterdam als doel gesteld heeft. Economische sectoren zullen hun beleid moeten veranderen en mede verantwoording moeten dragen voor duurzame ontwikkeling”.

Wat de belangrijkste economische sectoren betreft: de uitstoot van vervuilende stoffen is belangrijk gedaald in de energie- en vervoerssector en in de industrie en in mindere mate in de landbouw. Echter, het energiegebruik en de uitstoot van kooldioxide heeft gelijke tred gehouden met productie in de vervoerssector en de landbouw, en er zijn geen aanwijzingen dat de eco-efficiëntie in deze twee cruciale sectoren tussen nu en 2010 veel hoger zal worden.

Deze ontwikkeling in de belasting van het milieu leidt tot een even zorgwekkend vooruitzicht voor de toestand van het milieu in 2010. De effecten van klimaatverandering zullen dan toenemen en ook de gevolgen van de afvalproductie zullen naar verwachting sterk toenemen. Positieve ontwikkelingen worden verwacht voor de effecten van grensoverschrijdende luchtvervuiling, waar het percentage ecosystemen met een belasting met verzurende stoffen boven het niveau dat ze kunnen verdragen, zal afnemen van 25% in 1990 tot 7% in 2010; op het gebied van waterkwaliteit door een verdere afname van lozingen van fosfor en organische stoffen en voor de kwaliteit van lucht in steden.

Er blijven echter aanzienlijke onzekerheden. Doordat op sommige gebieden (zoals bodemkwaliteit, biodiversiteit, of pesticiden in grondwater) gegevens ontbreken is het moeilijk om te bepalen welke richting wij zullen opgaan. Het is vooral moeilijk om vooruitzichten op te stellen voor belangrijke “nieuwe milieuthema’s”. Deze komen steeds meer in de publieke belangstelling staan, zoals milieu en menselijke gezondheid (hoofdzakelijk in verband met de lucht: er is mogelijk verband tussen luchtvervuiling door fijn stof en het feit dat er per jaar 40 000-150 000 meer volwassenen in steden overlijden aan aandoeningen van de luchtwegen dan elders), chemicaliën (zoals dioxine) en het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen in voedingsmiddelen.

Tenslotte besteedt het verslag aandacht aan de uitdaging en mogelijkheden van de uitbreiding van de EU. In een aantal van de toetredende landen is de economische activiteit vaak duurzamer dan in het westen; daarnaast beschikken zij vaak over uitgestrekte natuurgebieden. Wanneer zij de overstap maken tot lidmaatschap van de EU bestaat echter het gevaar dat zij dezelfde weg in zullen slaan als de 15 lidstaten van de huidige EU, met alle gevolgen voor het milieu van dien. Als convergentie met de huidige EU versnelde economische groei in de toetredende landen betekent, is het aan hen om het voorbeeld van West-Europa op milieugebied – twee decennia van veronachtzaming van het milieu, hetgeen in de zeventiger jaren uiteindelijk leidde tot het opzetten van een noodprogramma op Europees en nationaal niveau – niet te volgen.

‘De toestand van het milieu in de EU en de voortgang naar duurzaamheid zijn onvoldoende. Verdere verslechtering staat voor de deur zelfs voordat we de condities voor verbetering hebben gecreëerd. Maar er zijn veranderingen op til. Ten eerste zijn er kleine maar positieve signalen die laten zien dat verandering mogelijk en lonend is: de toename in het gebruik van windenergie; het aanwijzen van pesticidevrije gebieden of gemeentes; een belangrijke toename in biologische landbouw. Ten tweede wordt er gebouwd aan betere randvoorwaarden: het Amsterdam tractaat met haar voorziening in duurzaamheid, het initiatief van de Europese Top in Cardiff om integratie van milieubeleid te bevorderen, met een vervolg binnenkort in Helsinki. En tenslotte zijn er de kansen voor de EU om te werken aan duurzaamheid: de toepassing van het Kyoto protocol, de Agenda 2000 en het uitbreidingsproces van de Unie. Laten we dit goed aanpakken’ aldus de directeur van het EMA, Domingo Jiménez-Beltrán, op de presentatie van het verslag aan de Milieuraad van de EU op 24 juni 1999.

Verdere inlichtingen kunnen worden verkregen bij:
Ronan Uhel, Project Manager Milieurapportages, EMA, tel.: +45/33367130.
Peter Bosch, EMA; tel.: +45/33367107 (in het Nederlands).

1 Het milieu in de Europese Unie op de drempel van een nieuwe eeuw verslaat de toestand van het milieu in de 15 lidstaten van de EU. Bij de discussie over uitbreiding wordt bovendien aandacht besteed aan de 11 toetredende landen (Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië, de Slowaakse Republiek, Slovenië en Cyprus). Tenslotte wordt, waar van toepassing, de situatie in de landen van de EFTA (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland) besproken. Het verslag geeft een diagnose van de situatie en kwantificeert deze, daarbij gebruik makend van de recentste gegevens. Bij het inschatten van toekomstige trends worden de in het verleden reeds geboekte en in de toekomst vermoedelijk te boeken vooruitgang afgezet tegen EU en internationale beleidsdoelstellingen. Het verslag is bedoeld voor iedereen die zich bezighoudt met het opstellen en uitvoeren van effectief milieubeleid, en andere maatregelen die op dit beleid van invloed zou kunnen zijn.

Permalinks

Documentacties