All official European Union website addresses are in the europa.eu domain.
See all EU institutions and bodiesDoe iets voor onze planeet, print deze pagina alleen als dat nodig is. Zelfs een kleine actie kan een enorm verschil maken als miljoenen mensen dat doen!
Voor de beoordeling van milieuproblemen is een geïntegreerde aanpak nodig die de verschillende milieucomponenten, milieubelastingen en menselijke activiteiten overstijgt. In dit deel worden twaalf problemen belicht die van bijzonder belang zijn voor Europa. Daarbij wordt ingegaan op oorzaken, doelstellingen en strategieën om ze te verhelpen.
27. Klimaatveranderingen
Dit hoofdstuk handelt over de potentiële gevolgen in Europa van het versterkte broeikaseffect, dat op zijn beurt een gevolg is van een stijging van de CO2-niveaus in de atmosfeer, die al 50% hoger liggen dan in de periode vóór de industrialisering. Er wordt ingegaan op de oorzaken van het probleem, de gevolgen (gewijzigde klimaatpatronen, stijging van de zeespiegel, hydrologische veranderingen, bedreiging van ecosystemen en achteruitgang van de grondkwaliteit) en de internationale strategieën die worden gevolgd om de temperatuurstijgingen te beperken.
Broeikaseffect
Er
wordt verwacht dat de CO2-concentraties tegen
het jaar 2000 effectief verdubbeld zullen zijn, wat naar
schatting tot een temperatuurstijging van 1,5 tot 4,5 EC
zal leiden. In Zuid-Europa zal de temperatuurstijging volgens de gunstigste ramingen 2 EC in de winter en 2 tot 3 EC in de zomer bedragen. Nattere winters zullen waarschijnlijk tot meer overstromingen leiden. Er zijn nog geen internationale strategieën uitgewerkt om de haalbare doelstelling van een beperking van de temperatuurstijging tot O,1 EC per decennium te bereiken. |
28. Reductie van stratosferisch ozon
Hier wordt ingegaan op het probleem van de ozonreductie in de stratosfeer, die wordt veroorzaakt door chemische stoffen, met name chloor- en broomfluorkoolwaterstoffen, die als koelmiddel, industrieel reinigingsmiddel, schuimmiddel en in brandblusapparaten worden gebruikt. Bij de mogelijke gevolgen horen veranderingen in de luchtstromen in de atmosfeer en meer UV-B straling op het aardoppervlak, wat tot meer huidkanker, cataract en effecten op ecosystemen en materialen kan leiden. De maatregelen die nodig zijn om de ozonreductie zoveel mogelijk te beperken, worden besproken.
Veranderingen in gemiddelde ozonconcentraties in Europa (WMO)
Calculated atmospheric clorine concentrations between 1950 and 1990 (RIVM)
De
ozonconcentraties in de hogere luchtlagen boven Europa
zijn de afgelopen tien jaar met 6 tot 7% afgenomen. Europa draagt voor ongeveer eenderde bij tot de wereldwijde jaarlijkse emissies van stoffen die de ozonlaag afbreken. Er wordt verwacht dat het aantal sterfgevallen ingevolge huidkanker door de toename van UV-B straling tegen het jaar 2030 twee per miljoen inwoners zal bereiken. Zelfs als het Protocol van Londen bij het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag volledig ten uitvoer wordt gelegd, zal het ten minste 70 jaar duren vooraleer de ozonafbraak kan worden stopgezet. |
29. Achteruitgang van biodiversiteit
In dit hoofdstuk wordt de biodiversiteit in Europa onder de loep genomen, alsook de redenen waarom ze afneemt in een werelddeel waar menselijke invloeden alomtegenwoordig zijn. Er worden een reeks doelstellingen aangegeven die tot de instandhouding van de biodiversiteit en een duurzaam gebruik van de biologische reserves zouden moeten leiden. Ten slotte wordt een overzicht gegeven van de strategieën ter verwezenlijking van de genoemde doelstellingen, inclusief de tenuitvoerlegging van het Verdrag over biodiversiteit.
De
Europese ecosystemen omvatten meer dan 2.500 habitattypen
en ongeveer 215.000 soorten, waarvan 90% ongewervelde
dieren. Bijna ieder Europees land heeft endemische soorten die nergens anders worden aangetroffen. Bij de Europese centra van biodiversiteit horen ook het Middellandse-Zeebekken en het Kaukasusgebergte aan de zuidoostelijk grens van Europa. Aangezien de ecologische functies van veel soorten grotendeels onbekend zijn, bestaat de verstandigste aanpak erin uit voorzorg alle ingrepen te vermijden die de biodiversiteit onnodig verminderen. |
Representatieve typen van natuurlijke Europese ecosysteemgroepen: totale oppervlakte en oppervlakte waar beheersproblemen en belastingen een potentiële bedreiging voor de biodiversiteit vormen. |
30. Grote ongevallen
Hier worden de door ongevallen veroorzaakte milieuproblemen besproken, alsook de pogingen die zijn ondernomen om aanvaardbare - zowel voor de gezondheid van de mens als voor het milieu - risiconiveaus vast te stellen. Er wordt nader ingegaan op risicobeheersing, met bijzondere aandacht voor de omvang van de gevolgen van ongevallen en de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen. Voorts wordt gewezen op de noodzaak dat de industrie haar eigen risico's inschat en geïntegreerde veiligheidssystemen en controle-instrumenten gebruikt. Reacties in noodsituaties en rampenplannen worden zowel in nationale als in grensoverschrijdende situaties besproken. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt aandacht geschonken aan de oorzaken van kernongevallen en strategieën om ze te vermijden.
De
beschikbaarheid van ongevallenstatistieken is van enorm
groot belang als men in staat wil zijn risico's via een
actief veiligheidsbeleid te beperken. Voor de vaststelling van doeleinden moeten eerst aanvaardbare risiconiveaus worden vastgesteld. In Nederland, bijvoorbeeld, worden processen waarvan wordt verwacht dat ze meer dan eens in 100.000 jaar tien doden zullen maken, als onaanvaardbaar beschouwd. Het antwoord op de specifieke nucleaire veiligheidsproblemen in Midden- en Oost-Europa is een strategie in het kader waarvan door 24 landen bijstand wordt verleend. |
31. Verzuring
Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komen zwavel- en stikstofdioxiden vrij in de atmosfeer, waar gassen worden omgezet in zuren die, na depositie, tot een reeks ongewenste veranderingen in terrestrische en aquatische ecosystemen leiden. De aandacht wordt vooral toegespitst op nadelige chemische en biologische effecten die in meren, bodem en bossen zijn vastgesteld ingevolge afzetting van verzurende stoffen in hoeveelheden die de kritische depositieniveaus overschrijden. Ten slotte worden een aantal mogelijkheden tot vermindering van de emissies via internationale overeenkomsten besproken.
In
grote gebieden van Zuid-Scandinavië is het zoetwater
ernstig verzuurd, waardoor veel vissterfte optreedt. In Tsjechië, Duitsland, Polen en Slowakije worden naaldbossen beschadigd, waarschijnlijk ingevolge verzuring en hoge ozon- en stikstofdioxideconcentraties in de lucht. Er wordt verwacht dat de zuurdepositie in Europa zal afnemen ingevolge vermindering van de emissies, maar in meer dan de helft van Europa zullen de kritische depositieniveaus nog altijd worden overschreden. |
Aandeel van verschillende categorieën verzuringsbronnen in totale potentiële zuurdepositie, 1990 (RIVM)
32. Troposferisch ozon en andere fotochemische oxidanten
De complexe reacties in de troposfeer waarbij oxidanten zoals ozon ontstaan uit de belangrijkste precursors (stikstofoxiden, VOC's, methaan en koolstofmonoxide) worden uiteengezet. De niveaus van deze oxidanten stijgen en hebben nadelige gevolgen voor de gezondheid van de mens. Ze tasten ook materialen - zoals verf en plastic, gewassen en mogelijkerwijs bossen - aan. Er wordt verwacht dat de ozonconcentraties in het noordelijk halfrond met 1% per jaar zullen blijven stijgen. Er zijn nog geen doelstellingen in verband met de beperking van deze concentraties vastgesteld en de al genomen maatregelen worden ontoereikend geacht in Europa.
De
richtwaarden voor luchtkwaliteit van de WGO voor ozon
worden in het grootste deel van Europa vaak overschreden. Voor geen enkele chemische stof in de atmosfeer is het verschil tussen het actuele niveau en het toxische niveau zo klein als voor ozon. Op grondniveau kunnen fotochemische oxidanten, ozon inbegrepen, voortijdige veroudering van de longen, oog-, neus- en keelirritatie, ademhalingsproblemen, hoesten en hoofdpijn veroorzaken. |
33. Beheer van zoetwaterreserves
|
|||
Europese vraag naar water, 1950 - 2000 |
De regionale spreiding van de met de Europese waterreserves bestaande problemen - zoals het onevenwicht tussen de beschikbaarheid van en de vraag naar water, de vernietiging van aquatische habitats, waterverontreiniging - wordt besproken in het licht van de door menselijke activiteiten veroorzaakte belastingen in de stroomgebieden. Er wordt een reeks haalbare doelstellingen voor het beheer van de waterreserves voorgesteld, samen met de middelen om ze te bereiken. De noodzaak van internationale samenwerking voor het beheer van grensoverschrijdende rivieren krijgt bijzondere aandacht.
34. Aantasting van de bossen
In dit hoofdstuk wordt de aandacht toegespitst op de twee belangrijkste oorzaken van de aantasting van de bossen in geheel Europa: luchtverontreiniging, die een ernstige bedreiging voor de instandhouding van de bosrijkdommen in Midden- Oost- en - zij het in mindere mate - Noord-Europa vormt; bosbranden, die vooral in Zuid-Europa een probleem vormen. De schade wordt afgeleid uit grootschalige waarnemingen die zijn gedaan in het kader van geheel Europa bestrijkende onderzoeken. Aan de hand van deze gegevens is het echter niet mogelijk causale verbanden vast te stellen. Nauwlettende controle zou voor meer inzicht kunnen zorgen. Bij bosbranden houden de oorzaken vaak verband met tal van sociaal-economische factoren, waardoor controle van de oorzaken complex wordt, aangezien ze vaak op conflicten en spanningen in het algemene grondbeleid wijzen.
In
1992 is uit een onderzoek van 113 soorten in 34 Europese
landen gebleken dat 24% van de bomen waren aangetast, en
wel in die mate dat ze ruim 25% van hun naalden of
bladeren hadden verloren; 10% van de bomen was aangetast
door verkleuring. Niet minder dan 54% van de bossen in de Republiek Tsjechië zou onherstelbaar beschadigd zijn. In Europa gaat er jaarlijks bij in totaal 60.000 bosbranden gemiddeld 700.000 ha bos verloren. |
Gemiddeld aantal bosbranden per jaar, 1989-1991 (Ministerconferentie van Helsinki)
35. Bedreigingen voor en beheer van kustgebieden
Het belang van de kustgebieden als buffer tussen land en zee wordt in het licht gesteld en er wordt nagegaan hoe in fysische wijzigingen van de kustlijn resulterende menselijke activiteiten en emissies van verontreinigende stoffen tot aantasting van de habitats en de kwaliteit van het water hebben geleid. Om de ernstige milieuproblemen in veel kustgebieden in te dijken, is er een strategie voor een geïntegreerd beheer van de kustgebieden voorgesteld. In deze strategie wordt rekening gehouden met het belang van de kusten voor het welzijn van de mens en wordt tegelijkertijd gezorgd voor de habitats die planten en dieren nodig hebben.
De
Europese kustlijn is ten minste 148.000 km lang en
volgens ramingen leven er in Europa 200 miljoen mensen in
kustgebieden (tot 50 km van de kustlijn). Mariene verontreiniging van de kustzone is een ernstig probleem in alle Europese zeeën. Er bestaat nog geen allesomvattend beheersprogramma voor de kustgebieden in Europa. |
Ontwikkeling van EU-kusten, 1991 | |
36. Afvalproduktie en -beheer
Hier wordt het alsmaar ernstiger wordende probleem dat de verwijdering en de verwerking van afval ingevolge de gestadig toenemende hoeveelheid en giftigheid van afval stellen onder de loep genomen. Hoewel meer en meer het accent wordt gelegd op vermijding en recycling van afval, wordt het merendeel van het Europese afval nog door storten en verbranding verwijderd. Er worden een aantal mogelijkheden om controle op afval uit te oefenen besproken, waarbij erop wordt gewezen dat het merendeel van het afval, ondanks de gemaakte vooruitgang, toch nog aan de controles ontsnapt of strenge voorschriften ontwijkt door grensoverschrijdende overbrenging van het ene Europese land naar het andere, of van Europa naar ontwikkelingslanden. Strategieën om het produceren van afval zoveel mogelijk te beperken en voor een veilig afvalbeheer te zorgen, worden van cruciaal belang geacht voor een ontwikkeling in de richting van duurzame produktie- en consumptiepatronen.
Kosten afvalverwijdering ($/ton)
Europa
produceert jaarlijks meer dan 250 miljoen ton stedelijk
afval en meer dan 850 miljoen ton industrieel afval. In de Europese OESO-landen vinden jaarlijks 10.000 grensoverschrijdende transporten van - in totaal 2 miljoen ton - gevaarlijk afval plaats. In zes Europese landen zijn al meer dan 55.000 verontreinigde lokaties geregistreerd en de totale verontreinigde oppervlakte in Europa wordt op 47.000 tot 95.000 km5 geraamd, waarvan 1.000 tot 3.000 km5 door het storten van afval is ontstaan. |
37. Belasting van het stedelijk milieu
Stedelijke gebieden vertonen meer en meer tekenen van een belast milieu, met name in de vorm van slechte luchtkwaliteit, te veel lawaai en verkeerscongestie. Anderzijds leggen de steden beslag op alsmaar meer hulpbronnen en produceren ze alsmaar meer emissies en afval. In dit hoofdstuk worden de oorzaken van deze belasting geanalyseerd, alsook het verband dat er bestaat met de zich snel wijzigende levensstijl en de stedelijke ontwikkelingspatronen van de laatste twintig jaar. Een reeks doelstellingen en middelen om duurzame stadspatronen in Europa ingang te doen vinden, wordt besproken: betere stadsplanning; geïntegreerd vervoersbeleid; doeltreffend gebruik van water, energie en grondstoffen; vaststelling van nieuwe normen en betere voorlichting.
Het
stadsverkeer is een alsmaar grotere bron van
luchtverontreiniging en is met name grotendeels
verantwoordelijk voor de smog die in de zomer de Europese
steden teistert en het overschrijden van de
WGO-luchtkwaliteitsnormen voor ozon, stikstofoxiden en
koolstofmonoxide. Het stadsvervoer neemt in de meeste steden ongeveer 30% van het totale energiegebruik voor zijn rekening en er heeft zich een verschuiving voorgedaan ten gunste van de auto, waarmee ruim 80% van het gemechaniseerd vervoer gebeurt. In mei 1994 werd te Aalborg in Denemarken door de lokale overheid van 80 steden het Handvest van duurzame Europese steden ondertekend. |
38. Chemische risico's
Er zijn maar weinig milieuproblemen in Europa die niet kunnen worden teruggevoerd tot de een of andere vorm van overdreven chemische belasting. In dit hoofdstuk worden de daaruit voortvloeiende problemen en de middelen om de risico's te verminderen onderzocht. Het is de bedoeling de niveaus van chemische stoffen in het milieu te verlagen tot op zo'n laag risiconiveau, dat slechts verwaarloosbaar nadelige gevolgen voor de bevolking en het milieu optreden. De EU heeft een verreikend programma aangenomen om de risico's van chemische stoffen in het milieu terug te dringen.
Meer
dan 10 miljoen chemische verbindingen zijn
geïdentificeerd, waarvan er ongeveer 100.000 op
industriële schaal worden geproduceerd. Van juni 1993 tot juni 1994 werden in het kader van een EU-programma 1.700 chemische stoffen beoordeeld die in hoeveelheden van meer dan 1.000 ton per jaar in de EU worden geproduceerd of ingevoerd. |
|
Geleidelijk bereiken van lager niveau van chemische risico's voor het milieu (Nederlands Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) |
For references, please go to https://eea.europa.eu./nl/publications/92-827-5122-8/page014.html or scan the QR code.
PDF generated on 23-11-2024 06:44
Engineered by: EEA-webteam
Software updated on 26 September 2023 08:13 from version 23.8.18
Software version: EEA Plone KGS 23.9.14
Documentacties
Delen met anderen